Geen polisdekking voor letselschade na mishandeling
De rechtbank Rotterdam heeft polisdekking voor letselschade na mishandeling afgewezen. Het was oorsponkelijk een procedure tussen Nationale Nederlanden (NN) als aansprakelijkheidsverzekeraar van een particulier, de eigen verzekerde, maar het slachtorffer had zich in die procedure gemengd. De dader had een beroep gedaan op zijn Aansprakelijkheids Verzekering voor Particulieren (AVP), nadat hij iemand ernstig letsel had toegebracht. Zijn verweer was, dat zijn handeling niet was gericht op het veroorzaken van het (enkel-) letsel en dat zijn verzekeraar de letselschade dus moest betalen. Vroeger was dat inderdaad zo, we herinneren ons het zogenaamde Bierglasarrest. Inmiddels is er nieuw verzekeringsrecht en dat kent (gelukkig) een veel minder ruime dekking. Gelukkig voor de verzekeraars, niet fijn voor de slachtoffers.
Mishandeling en polisdekking
Er was dus sprake van mishandeling van het slachtoffer. Die vorderde bij NN de letselschade op basis van de verzekering van de dader. NN verwees echter naar de ‘opzetclausule’ en wees polisdekking af. Het was de vraag of die afwijzing terecht was of niet. In de polisvoorwaarden was het volgende opgenomen: “Niet gedekt is de aansprakelijkheid van een verzekerde voor schade die voor hem/haar het beoogde of zekere gevolg is van zijn/haar handelen of nalaten”. Die opzetclausule is in 2000 aangepast omdat verzekeraars na het arrest Aegon/Van der Linden (Hoge Raad 6 november 1998, NJ 1999,220) als gevolg van de door de Hoge Raad voorgestane uitleg van de opzetclausule, vreesden dat crimineel gedrag van een verzekerde, zoals mishandeling, onder de dekking van een polis ter verzekering van aansprakelijkheid zou vallen. De nieuwe opzetclausule luidt onder meer dat geen dekking wordt verleend voor de aansprakelijkheid van een verzekerde voor “schade in verband met opzettelijk en tegen een persoon of zaak gericht wederrechtelijk handelen of nalaten”. Belangrijkste element van de nieuwe opzetclausule is dat de opzet is gekoppeld aan de gedraging zelf en niet (meer) aan het (schadelijke) gevolg van de gedraging. De reikwijdte van de uitsluiting is daardoor dus aanzienlijk verruimd.
Strafrechtelijke veroordeling wegens mishandeling
De dader was strafrechtelijk veroordeeld voor mishandeling. Op grond van artikel 161 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) levert zo’n strafvonnis dwingend bewijs op van het daarin bewezen feit, maar tegenbewijs is mogelijk. De eiser heeft niet uitdrukkelijk tegenbewijs aangeboden en evenmin aangegeven op welk nieuw bewijsmateriaal hij zich zou willen beroepen dat nog niet in het bewijsoordeel van de strafrechter is meegewogen. De eiser had hoger beroep kunnen aantekenen tegen de strafrechtelijke veroordeling, maar dat heeft hij niet gedaan. Daarom is er sprake van een onherroepelijk strafvonnis waardoor het feit in de civiele procedure vaststaat.
Opzettelijk handelen of nalaten
Het gaat allemaal om de vraag, of er sprake is van “opzettelijk en tegen een persoon of zaak gericht wederrechtelijk handelen of nalaten”, zoals bedoeld in de opzetclausule. Het gaat daarbij on dit geval om een taalkundige betekenis van de hiervoor geciteerde zinsnede van de opzetclausule.
Volgens de rechtbank vereist de opzetclausule dat het “wederrechtelijk handelen of nalaten” aan twee vereisten voldoet, te weten dat het (i) “opzettelijk” is en dat het (ii) “tegen een persoon of zaak [is] gericht”. Beide vereisten worden immers van elkaar gescheiden door het woordje “en”. Aan beide vereisten dient cumulatief te worden voldaan: het wederrechtelijk handelen of nalaten dient opzettelijk te zijn verricht én tegen een persoon of zaak te zijn gericht. Waar het bij de opzetclausule op aankomt, is of het opzet gericht is op wederrechtelijk handelen of nalaten. Het opzet is met andere woorden gekoppeld aan de gedraging zelf.
Indien en voor zover
[eiser]
met zijn stelling dat geen sprake is van opzet betoogt dat sprake was van ‘voorwaardelijk opzet’ en dat deze vorm van opzet – anders dan opzet als oogmerk en opzet als zekerheidsbewustzijn – is gedekt onder de polis, faalt dit betoog. De precieze gradatie van het opzet (oogmerk, zekerheidsbewustzijn of voorwaardelijk opzet) heeft voor de uitleg van de opzetclausule geen zelfstandige betekenis meer. Die gradatie betreft een juridische kwalificatie en is – zonder bijkomende feiten en omstandigheden die zijn gesteld noch gebleken – niet relevant voor de vraag hoe partijen het begrip “opzet” redelijkerwijze hebben mogen begrijpen. Daarbij zij opgemerkt dat de opzetclausule op zichzelf geen onderscheid maakt tussen de diverse opzetmodaliteiten. Dat was in het verleden wel anders, toen speelde het begrip ‘voorwaardelijke opzet’ namelijk een grote rol.
Beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid
Volgens de eiser heeft NN in een brochure het volgende verklaard.
“Gezien de functie die de AVP in het maatschappelijk verkeer vervult spelen dader- en slachtofferbescherming een belangrijke rol. Immers waar de dader geen dekking heeft op grond van de opzetclausule zal de financiële bescherming van het slachtoffer doorgaans een illusie zijn.
(…)
Zorgvuldige afweging bij toepassing
De wijziging van de opzetclausule beoogt niet een breuk met het verleden, maar wil slechts aanpassing van het dekkingsbereik als gevolg van een door verzekeraars als ongewenst beschouwde trend in de rechtspraak.
Het zal niet te vermijden zijn, dat over de interpretatie van de clausule discussie mogelijk blijft. Dit zal met name het geval zijn bij opzettelijke gedragingen waarbij – uitgaande van aansprakelijkheid – de (letsel-)schade in geen verhouding staat tot de gedraging. Te denken valt daarbij aan een draai om de oren die leidt tot doofheid van het slachtoffer of letsel dat ontstaat door predispositie van het slachtoffer (bijv. een eierschedel). Het is aan verzekeraars om de clausule redelijk toe te passen. Tegen deze achtergrond moet de nieuwe clausule worden gelezen én gehanteerd. Telkens zal van geval tot geval een zorgvuldige afweging gemaakt moeten worden.”
De rechtbank is echter van oordeel dat geen sprake is van feiten en omstandigheden die kunnen leiden tot een geslaagd beroep op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat de door de eiser aangevoerde argumenten grotendeels een herhaling betreffen van argumenten die ook al in het kader van de toepasselijkheid van de opzetclausule zijn opgeworpen.
Kortom, de rechtbank wijst de vordering van de eiser af en veroordeelt hem in de proceskosten. Geen dekking onder een AVP bij een veroordeling voor mishandeling. Niet op grond van de polisvoorwaarden en opzetclausule, niet door de redelijkheid en billijkheid. Sla of schop je iemand zodanig dat er letsel ontstaat, dan zul je het zelf moeten vergoeden, uitzonderingen daargelaten.
De laatste blogs
Veiligheid op de werkvloer niet gegarandeerd
Veiligheid is niet altijd gegarandeerd op de werkvloer Bent u slachtoffer geweest van een ongeval tijdens de uitoefening van uw werkzaamheden? Dan spreken we over een bedrijfs- of arbeidsongeval. Onlangs werd bekend dat in Nederland jaarlijks zo’n 200.00 arbeidsongevallen plaatsvinden waarvan 2.300 ernstig zijn, aldus het RIVM. In 2023 verloren 69 mensen hun leven door […]
Tjip Ridder
Wintertijd en letselschade: ongelukkige combinatie!
Het is je ongetwijfeld niet ontgaan dat afgelopen weekend de wintertijd is ingegaan. ’s Morgens is het dan wel minder lang donker, maar in de namiddag valt de schemering toch wat eerder. Waar de een hier maar enkele dagen aan hoeft te wennen, is een ander juist voor een langere periode ontregeld. Niet alleen […]
Tjip Ridder
Van hondenbeet tot letselschade, hoe zit dat?
Een hond is een mens zijn beste vriend, maar zelfs de trouwste viervoeter kan onvoorspelbaar reageren. Jaarlijks worden er in Nederland zo’n 150.000 mensen door een hond gebeten. In de gemeenten Epe, Apeldoorn, Kampen en Ermelo is het aantal meldingen van bijtincidenten met honden toegenomen (Boer, 2024). Wat zijn de oorzaken van deze toename, en […]