Deelgeschil onnodig ingediend
Het gaat er in deze zaak eigenlijk om of kan worden bewezen wat er in de eindonderhandelingen mondeling en per e-mail is overeengekomen. Is er, ook zonder onndertekening van een vaststellingsovereenkomst op papier, toch sprake van een ‘deal’? Met andere woorden, is er al overeenstemming bereikt over alle punten voordat het tot een ondertekening van het contract is gekomen?
Verkeersongeval en ernstig letsel
Op 15 mei 1998 heeft een kind bij een verkeersongeval ernstig (hersen)letsel opgelopen. Het kind reed op een fiets. Bij dat verkeersongeval waren daarnaast betrokken een bromfiets en een auto. Deze waren bij respectievelijk London en ASR verzekerd tegen aansprakelijkheid. Het letsel van het kind was zo ernstig, dat zij sinds het ongeval in een AWBZ/instelling woont en aangewezen is op de hulp van derden. Het kind heeft de verzekeraars aansprakelijk gesteld voor de gevolgen van het ongeval. De verzekeraars hebben aansprakelijkheid erkend, maar de verplichting tot betaling is beperkt tot het maximale verzekerde bedrag
Aanvankelijk had het kind al op 4 juli 2011 een verzoekschrift ingediend met het verzoek om te beslissen over een deelgeschil, namelijk de uitgangspunten voor begroting van de letselschade wegens verlies van arbeidsvermogen en de omvang van de immateriële schade. Tot een zitting is het echter niet gekomen, omdat de verzekeraars te kennen gaven de buitengerechtelijke onderhandelingen te willen hervatten. Hierop is het verzoekschrift ingetrokken.
Onderhandeling over de eindregeling
Op 26 oktober 2011 heeft een bespreking plaatsgevonden waarbij de ouders van het slachtoffer, hun advocaat en de door de verzekeraars geïnstrueerde schaderegelaar aanwezig waren. Per e-mail van 28 oktober 2011 heeft de advocaat aan de schaderegelaar bericht: “Cliënten zijn bereid om genoegen te nemen met een slotuitkering door London en/of ASR van € 950.000. Dat bedrag is niet voor onderhandeling vatbaar. (…). Daarnaast wordt een voorbehoud in de vaststellingsovereenkomst opgenomen zoals door ons besproken (nader uit te werken). Voorts maakt deel uit van de regeling een gebruikelijke belastinggarantie (nader uit te werken) en de BGK 2011 (…)”
Dat bod wordt door de schaderegelaar geaccepteerd. Per e-mail van 4 november 2011 bericht hij namelijk:
“(…) Hoewel mijn opdrachtgevers menen dat er nog wel degelijk aanleiding was om verder te onderhandelen hebben zij besloten in te gaan op het laatst door u geformuleerde aanbod ad 950.000,– slot. Verder kan enkel in dit incidentele geval worden ingestemd met een voorbehoud voor de stelselwijziging AWBZ. De formulering moet overeen worden gekomen. Verder zal dit voorbehoud geen precedentwerking hebben. Tevens zal de vaststellingsovereenkomst een of meer bepalingen bevatten gericht op eventuele regresnemers. Binnenkort ontvangt u de vaststellingsovereenkomst. (…)”
De vaststellingsovereenkomst
Vervolgens wordt nog heen en weer gemaild over de buitengerechtelijke kosten en de belastinggarantie. Uiteindelijk bericht de schaderegelaar aan de advocaat van het kind dat in de vaststellingsovereenkomst in ieder geval de volgende punten zullen worden opgenomen:
• een slotuitkering van EUR 950.000,-;
• een voorbehoud voor een eventuele stelselwijziging in de AWBZ;
• een voorbehoud jegens regresnemers;
• een belastinggarantie;
• een regeling ten aanzien van de kosten buiten rechte.
Voorts wordt voorgesteld de BGK op € 50.000,00 af te ronden.
In de concept vaststellingsovereenkomst die door de advocaat van ASR en London aan de advocaat van het kind werd gestuurd, kwam de volgende passage voor:
“(…)
PARTIJEN VERKLAREN ALS VOLGT TE ZIJN OVEREENGEKOMEN:
(…)
Artikel 4
[A] verklaart tegenover de hiervoor genoemde slotbedragen finale kwijting te verlenen aan London en ASR, alsmede aan de verzekerde(n) van London en ASR en wie het verder nog mocht aangaan voor alle schade en kosten, (…). Deze kwijting omvat niet hetgeen in artikel 6 van de Vaststellingsovereenkomst is opgenomen.
(…)
Artikel 6
1. In afwijking van artikel 4 komen partijen overeen dat bij een verhoging van de eigen bijdrage AWBZ – anders dan door prijsinflatie of prijscompensatie – partijen opnieuw met elkaar in overleg zullen treden over het slotbedrag onder artikel 1 indien en voor zover die eigen bijdrage meer gaat bedragen dan hetgeen – het ongeval weggedacht – (het kind) op basis van het haar hypothetisch toebedeelde jaarinkomen aan lasten zou hebben gehad.
2. Voor voornoemde lasten zullen de Nibud-begroting-cijfers voor eenpersoonshuishoudens als uitgangspunt worden genomen.
3. Aanpassing van het slotbedrag kan slechts voor zover dit de verzekerde som van Londen en/of ASR niet te boven gaat.
(…)”
De advocaat van het kind stuurt per e-mail een nieuw voorstel voor het formuleren van het voorbehoud:
“(lid 1) In afwijking van artikel 4 komen partijen overeen dat indien een voor .. relevante wijziging (stelselwijziging) van wet en regelgeving in de sociale zekerheid en/of sociale voorzieningen in de toekomst, zal leiden tot (gehele of gedeeltelijke) beëindiging van haar aanspraken op een uitkering, partijen opnieuw met elkaar in overleg zullen treden. London en ASR zijn dan hoofdelijk gebonden om naast het reeds uitgekeerde slotbedrag als vermeld in artikel 1, de schade aan … te vergoeden die het gevolg is van die wet (stelsel)wijziging.
Partijen hebben daarbij in het bijzonder het oog op de (toekomstige) situatie waarin als gevolg van een eventuele stelselwijziging AWBZ … eerst haar vermogen zal moeten aanwenden alvorens voor een AWBZ en/of uitkering in aanmerking te komen. (…)
Termijn van tien jaar
De beide verzekeraars willen echter een termijn van tien jaren koppelen aan de geldigheid (inroepbaarheid) van het voorbehoud. Waarom men dat wil, blijkt niet uit de tekst van de uitspraak. De ouders van het kind gaan met die termijn nniet akkoord en dienen een verzoekschrift in tot het onderhavige deelgeschil. Tussentijds hebben de verzekeraars de ouders van het kind gedagvaard in een bodemprocedure. Daarin wordt door de verzekeraars gevraagd voor recht te verklaren dat zij niet meer dan € 950.000,00 aan het kind hoeven te betalen en € 16.000,00 aan BGK. De verzekeraars betalen het slotbedrag op de derdenrekening van de advocaat van het kind.
Het deelgeschil
De ouders van het kind vragen de rechtbank onder meer om een oordeel te geven over de formulering van het voorbehoud voor een eventuele stelselwijziging van de AWBZ. De ouders leggen aan hun verzoek ten grondslag dat er tussen partijen al (mondeling) bindende afspraken zijn gemaakt. Deze afspraken zijn volgens de ouders ook vastgelegd in de gevoerde e-mailcorrespondentie en de concept vaststellingsovereenkomst. De verzekeraars zijn verplicht om deze tussen partijen gemaakte afspraken na te komen, in het bijzonder de afspraken die zien op het overeengekomen AWBZ voorbehoud.
Afwijzen omdat de verzekeraars ertegen zijn?
De verzekeraars voeren gemotiveerd verweer en voeren allereerst aan dat niet is voldaan aan de wettelijke vereisten van artikel 1019z Rv. Gelet op de principiële aard en omvang van het aanhangig gemaakte deelgeschil is uit te sluiten dat een beslissing op onderhavig verzoek zal bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst tussen partijen. Verzekeraars zullen namelijk niet berusten in een nadelige beslissing van de deelgeschilrechter. Daarbij wijzen verzekeraars er – kort gezegd – op dat een eventuele nadelige beslissing van de deelgeschilrechter in de onderhavige zaak in processueel opzicht als bindende eindbeslissing heeft te gelden in de inmiddels aanhangig gemaakte bodemprocedure en dat hoger beroep daartegen zal leiden tot vertraging in de afdoening van de bodemprocedure. Het verzochte kan volgens verzekeraars derhalve reeds om procesrechtelijke redenen niet worden gehonoreerd. Mijn vraag is, waarom hebben verzekeraars tussentijds het kind gedagvaard? Is die procedure alleen ingesteld om het verzoekschrift te laten afwijzen? Immers, vragen om het verzoek af te wijzen omdat zij zich er niet bij zullen neerleggen vanwege het principiële karakter daarvan, kan toch niet door een rechtbank worden gehonoreerd. Dan kan er vrijwel geen enkel deelgeschil meer worden beslecht.
Geen wilsovereenstemming, dus geen overeenkomst
De verzekeraars betwisten voorts dat wilsovereenstemming is bereikt over (de tekst van) het AWBZ voorbehoud dan wel dat het vertrouwen is gewekt dat zij akkoord zouden gaan met het AWBZ voorbehoud zoals dat door de advocaat namens de ouders in de e-mail van 14 december 2011 is geformuleerd. De afspraak was volgens verzekeraars dat partijen het op alle onderdelen eens zouden moeten zijn om wilsovereenstemming over de gehele vaststellingsovereenkomst te bereiken. Verzekeraars voeren in dat kader tevens aan dat een deelgeschil niet geschikt is om nakoming van een beweerdelijk gesloten vaststellingsovereenkomst te vorderen.
Wanneer deelgeschil?
Volgens de rechtbank is een deelgeschil een geschil tussen partijen waarbij een persoon een ander aansprakelijk houdt voor de schade die hij of zij lijdt door dood of letsel, omtrent of in verband met een deel van hetgeen tussen hen rechtens geldt en waarvan de beëindiging kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst over de vordering. De deelgeschilprocedure is dus bedoeld voor de situatie waarin partijen in het buitengerechtelijke onderhandelingstraject stuiten op geschilpunten die de algehele buitengerechtelijke afwikkeling belemmeren. Partijen vragen in een deelgeschilprocedure de rechter om op die geschilpunten te beslissen, zodat zij vervolgens verder kunnen met de buitengerechtelijke onderhandelingen met als doel het sluiten van een vaststellingsovereenkomst. Het verzoek valt om drie redenen buiten het kader van de wet deelgeschilprocedure voor letsel- en overlijdensschade.
Immers, volgens de ouders is er al een vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen! Er moet nu worden gevorderd dat de verzekeraars die moeten nakomen. Er is dus sprake van een overeenkomstrechtelijk geschil. Het enkele feit dat de (vermeende) vaststellingovereenkomst strekt tot beëindiging van een geschil tussen partijen waarbij de ouders van het kind de verzekeraars aansprakelijk houdt voor de schade die zij door letsel lijdt, maakt niet dat beantwoording van de vraag of die vaststellingsovereenkomst daadwerkelijk tot stand is gekomen alsnog binnen de reikwijdte van de wet deelgeschillen valt.
Conclusie rechtbank
De rechtbank adviseert om wat er allemaal is gezegd en gemaild, op andere wijze te (laten) bewijzen. Aangezien het verzoek er ook niet toe dient op een (of meerdere) geschilpunt(en) te beslissen teneinde de buitengerechtelijke onderhandelingen tussen partijen te kunnen hervatten en de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst te bevorderen, wijst de rechtbank het verzoek af. Dat geldt ook voor de buitengerechtelijke kosten die met het verzoek gemoeid zijn.
De laatste blogs
Veiligheid op de werkvloer niet gegarandeerd
Veiligheid is niet altijd gegarandeerd op de werkvloer Bent u slachtoffer geweest van een ongeval tijdens de uitoefening van uw werkzaamheden? Dan spreken we over een bedrijfs- of arbeidsongeval. Onlangs werd bekend dat in Nederland jaarlijks zo’n 200.00 arbeidsongevallen plaatsvinden waarvan 2.300 ernstig zijn, aldus het RIVM. In 2023 verloren 69 mensen hun leven door […]
Tjip Ridder
Wintertijd en letselschade: ongelukkige combinatie!
Het is je ongetwijfeld niet ontgaan dat afgelopen weekend de wintertijd is ingegaan. ’s Morgens is het dan wel minder lang donker, maar in de namiddag valt de schemering toch wat eerder. Waar de een hier maar enkele dagen aan hoeft te wennen, is een ander juist voor een langere periode ontregeld. Niet alleen […]
Tjip Ridder
Van hondenbeet tot letselschade, hoe zit dat?
Een hond is een mens zijn beste vriend, maar zelfs de trouwste viervoeter kan onvoorspelbaar reageren. Jaarlijks worden er in Nederland zo’n 150.000 mensen door een hond gebeten. In de gemeenten Epe, Apeldoorn, Kampen en Ermelo is het aantal meldingen van bijtincidenten met honden toegenomen (Boer, 2024). Wat zijn de oorzaken van deze toename, en […]